16 december 2007

Bijlmer Steelband kids

Frauke Lühning, een van mijn medestudenten muziekwetenschap, stuurde me deze foto als Kerstgroet. Zij leert de Bijlmer kids steeldrum spelen en treedt af en toe met ze op, laatst nog voor het Concertgebouw ter verwelkoming van Maxima.

22 oktober 2007

Nogmaals Le Poème Electronique


Le Poème Electronique (1958) van Varèse is een van de eerste electronische muziekwerken. Varèse was al jaren op zoek naar nieuwe sonoriteiten. Toen Philips besloot voor de wereldtentoonstelling van 1958 in Brussel een paviljoen te bouwen (architect Le Corbusier geassisteerd door de architect/componist Xenakis) en daarin een quadrafonisch geluidskunstwerk wilde vertonen, kreeg Varèse de kans enige tijd in Eindhoven te werken. Er is een film over gemaakt en het werk dat uit een combinatie van electronische muziek en op verschillende schermen geprojecteerde beelden bestaat, is enkele jaren geleden in een tentoonstelling in Basel vertoond. De film hieronder geeft een goed beeld, ook al is het een enkel scherm.

17 oktober 2007

Scriabin: Vers la flamme

Het laatste deel van muziekgeschiedenis is gewijd aan de twintigte eeuw. Het eerste blok van zeven weken, dat gaat van het expressionisme tot het serialisme (1890 tot circa 1950) is achter de rug. Volgende week is er een tentamen over dat deel. Onderdeel daarvan is een luistertest van tevoren opgegeven muziek. Om de stukken in het hoofd te krijgen, draai ik ze dus vaak en ik zoek er ook informatie bij omdat gevraagd wordt het stuk te plaatsen. Zo stuitte ik op het filmpje waarin Horowitz Vers la flamme van Scriabin speelt. "Very difficult, very special", zegt hij en trekt zijn jasje uit. De harmonie in de stukken van Scriabin is heel eigen. Hij maakt onder andere gebruik van het Franse sext-akkoord (voor de kenners: verlaagde 6, 1, 2, verhoogde 4; dus in C is dat As C D Fis). Dat geeft zogezegd een bijzondere sonoriteit. Het stuk begint rustig en wordt langzaam opgezweept "naar de vlam", als een extase. En inderdaad: moeilijk. Ik zou het niet kunnen. Kijk en luister:

Horowitz - Vers la Flamme ( Scriabin )

20 september 2007

Hitlers Wolfsschanze

Soms zijn plekken waar de meest verschrikkelijke dingen zijn gebeurd zo fotogeniek. In het Noorden van Polen bevindt zich de Wolfsschanze waar de Nazi's zich in bunkers ophielden om van daaruit oorlog te voeren en waar Von Stauffenberg een aanslag op Hitler heeft gepleegd. Voor de Polen is het een uitje. Je kunt je zelfs met namaak Nazi-soldaten laten fotograferen.

Uiteindelijk hebben ze aan het eind van de oorlog alles zelf opgeblazen en nu is het met mos begroeide moderne archeologie.


14 september 2007

Los Torreznos: Spaanse spraakkunstenaars op de Biënnale in Venetië

De drie tentoonstellingen beeldende kunst dit jaar in Munster, Kassel en Venetië kregen de naam Grand Tour. Om ze allemaal in één reis te doen is wat veel (het werden er twee), maar we sloten de Tour af met een bezoek aan de Biënnale in Venetië. Weinig bijzondere dingen dit jaar, maar altijd wel enkele. Zoals Los Torreznos in het Spaanse paviljoen. Het duo Jaime Vallaure en Rafael Lamata maakt video’s waarop ze te zien en te horen zijn. Wat ze doen lijkt simpel: het zijn gefilmde performances waarbij de kunstenaars woorden of getallen uitspreken. Ze doen dat op zo’n manier dat het bijna muziek wordt: met ritme, tempoverschillen, ze bouwen spanning op, het gaat met veel kracht en soms met humor.

Nog een andere video is te zien via de onderstaande link.
Het filmpje start vanzelf:
http://www.mae.es/bienalvenecia07/artista_en_torreznos.html

Meer informatie over de Biënnale en video's op de site van David Byrne, waar de bovendtaande video ook vandaan komt:
http://journal.davidbyrne.com/2007/07/7907-venice-bie.html

05 september 2007

Mahler: Das Lied von der Erde

Het studiejaar is weer begonnen. De muziekgeschiedenisklas is wat uitgedund tot 20 en we gaan nu van Mahler tot hedendaags in een half jaar. Ik heb een eerste scriptiebespreking gehad, heb keuzevak Spaans weer afgezegd omdat me dat iets voor beginners leek (stewardessencursus noemt E. dat) en ga Javaanse gamelan proberen te spelen.

De eerste opdracht voor muziekgeschiedenis was de analyse van een lied uit Das Lied von der Erde, te weten Von der Jugend. Mahler heeft de tekst van Bethge, hij heeft er wel wat aan veranderd. Die tekst van Bethge is een geschiedenis op zich. Het is een parafrase van een Duitse vertaling, van weer een Franse vertaling van Chinese gedichten. Maar omdat die Franse vertaling niet zo best was, heeft het lang geduurd voordat men achterhaalde om welke gedichten het ging. Zo gaat het in het gedicht over een paviljoen van porselein. Dat moet zijn het paviljoen van de familie Tao (Tao betekent porselein maar is ook een familienaam).

Het gedicht gaat zo (ik geef mijn eigen vertaling erachter):

Mitten in dem kleinen Teiche - midden in een kleine vijver
Steht ein Pavillon aus gruenem - staat een paviljoen van groen
Und aus weissem Porzellan. - en wit porselein

Wie der Ruecken eines Tigers - als de rug van een tijger
Woelbt die Bruecke sich aus Jade - welft de brug van jade
Zu dem Pavillon hinueber. - naar het paviljoen

In dem Haeuschen sitzen Freunde, - in het huisje zitten vrienden
Schoen gekleidet, trinken, plaudern, - mooi gekleed, drinken, kletsen
Manche schreiben Verse nieder. - schrijven mooie verzen

Ihre seid'nen Aermel gleiten - hun zijden mouwen glijden
Rueckwaerts, ihre seid'nen Muetzen - naar achteren, hun zijden mutsen
Hocken lustig tief im Nacken. - zitten vrolijk diep in de nek

Auf des kleinen Teiches stiller - op het stille watervlak van de vijver
Wasserflaeche zeigt sich alles - is alles wonderlijk
Wunderlich im Spiegelbilde. - in spiegelbeeld te zien

Alles auf dem Kopfe stehend - alles op de kop staand
In dem Pavillon aus gruenem - in het paviljoen van groen
Und aus weissem Porzellan; - en van wit porselein

Wie ein Halbmond steht die Bruecke, - als een halve maan staat de brug
Umgekehrt der Bogen. Freunde, - een ongekeerde boog. Vrienden
Schoen gekleidet, trinken, plaudern. - mooi gekleed, drinken, kletsen.

De vraag is nu, wat doet de componist hiermee. Mahler schrijft muziek die op en neer gaat en die steeds spiegelbeeldig, symmetrisch is. Hij zet in het tweede deel niet de melodie op zijn kop, maar hij doet het in de instrumenten. Als we boven water zijn speelt een piccolo met de zanger mee. In de waterspiegeling zingt de tenor hetzelfde, maar nu zit er een fagot in de begeleiding. Hoog en laag, dus.

De waterspiegeling is ook heel mooi gedaan, de muziek vertraagt tot je het gevoel hebt dat er absolute bladstilte is en het water één grote spiegel.

02 september 2007

Halil Altindere: Koerdische zangers

Op de Documenta te Kassel was in het Aue paviljoen een video te zien van de Turkse kunstenaar Halil Altindere, getiteld Dengbêjs. Hij filmde in Dyarbakir in Zuid-Oost Turkije, een Koerdisch centrum waar mannen (Dengbêjs) elkaar ontmoeten en zingend verhalen van hun geschiedenis. Eén voor één zingen ze hun verhaal. Wat me het meest intrigeerde was de manier van zingen, een reciterend zingen dat - zo stel ik me voor - al duizenden jaren moet hebben bestaan en waarmee verhalen en geschiedenissen werden overgeleverd. Het is de zangkunst van de reizende muzikanten, de (vaak blinde) balladezangers, de stadsomroepers, de nachtwakers die zongen dat de klok van twaalf uur had geslagen, de straatverkopers die hun waar aanprezen. Ze zijn er nauwelijks meer. Hun zangkunst leeft nog een beetje voort in de flamenco-zang en in het Gregoriaans. Gelukkig zijn er altijd weer kunstenaars die dit soort verdwijnende culturele fenomenen opmerken en voor het voetlicht brengen.





29 augustus 2007

Dokumenta in Kassel

Waren er nu hoogtepunten in Kassel, vroeg een collega me. Het eerste wat me te binnen schoot was de draaimolen van Andreas Siekmann. Fotogenieke tekeningen in ieder geval.




27 augustus 2007

Kurische Nehrung

De Kurische Nehrung is een smalle landtong, die 98 km lang is waarvan 52 km in Lithauen ligt en 46 km in het gebied van Kaliningrad. Aan de ene kant ligt de Oostzee en aan de andere kant een binnenzee, het Kurische Haff.

Het is ooit Duits geweest en trekt veel Duitse toeristen, mede omdat in Nida (Duits: Nidden) zich het huis bevindt dat ooit van Thomas Mann is geweest. Nadat Mann de Nobelprijs had gekregen (1929) liet hij er een huis bouwen hoog op een duin met uitzicht op het haf, in de traditionele blauwe kleur van de visserhuizen daar. Twee zomers slechts kon hij er gebruik van maken (hij werkte er aan Jozef und seine Brüder). Toen kwam Hitler aan de macht en werd het geconfisceerd. Lithause intellectuelen wisten het te conserveren en nu is het een cultureel centrum en museum.

Het schiereiland heeft nog altijd een vriendelijke authentieke sfeer. Er zijn maar enkele hotels en verder kun je er kamers huren. Veel huizen aan de kust hebben rookhuisjes in hun achtertuin staan waar vis in wordt gerookt.

Het is een natuurgebied met veel vogels ...

... en zandduinen.

Als je niet het hele eind door Duitsland en Polen wilt rijden (overigens een prachtige tocht langs Gdansk en het Masurengebied), kun je de ferry van Kiel naar Klaipeda nemen.

01 augustus 2007

Mengelberg archief

Daar zit je dan ineens in het Nederlands Muziek Instituut in de leeszaal met een stapel dossiers voor je neus. Nog nooit een originele partituur van een dirigent in handen gehad. Ik kwam alleen maar een tijdschrift inzien (was er niet) en vragen hoe en wanneer ik in het archief van Mengelberg kon (meteen dus). De eerste partituur was gedrukt. Dit was het zogenaamde pianouittreksel. Er zat een aantekeningenvelletje op briefpapier van een hotel in New York. De tweede was de orkestpartituur, maar handschreven!! Al die nootjes en dan de teksten eronder, elke lettergreep precies onder het juiste nootje. Ik weet nog dat Manuel de Falla, toen hij aan een prijsvraag meedeed met La vida Breve, de laatste nacht met zijn broer had doorgewerkt en dat die broer alle woordjes verkeerd had gezet. Dat er geen gedrukte partituur was verbaasde me. In 1926 moet die er wel geweest zijn van het marionettenoperaatje De Poppenkast van Meester Pedro (want daar ging het om). En dan waren er ook nog knipselmappen. Ik had me voorbereid op een moeizame zoektocht door kranten, maar hier zat alles bij elkaar. Dat de zaal in de Hollandsche Schouwburg niet vol was, omdat de kaartjes zo duur waren, maar de opbrengst ging dan ook naar het Watersnoodfonds (dat hadden we kennelijk in 1926), dat een comité van aanbeveling had van allemaal adelijke dames. De muziek was een meesterwerk. Mengelberg was geweldig. Helaas was de tenor zo droog als een kurk en had de bariton geen hoogte. In de map Amerikaanse knipsels beklaagden ze zich daar ook al over.



Over Luis Bunuel (ja, de filmmaker) die de decors had verzorgd en daar erg trots op was (hij was toen nog niet beroemd) geen woord.


Maar die was de eerste avond ook vergeten voor het licht te zorgen. Je zag geen steek. Geen journalist die dat heeft opgemerkt. Misschien zijn die allemaal naar de tweede voorstelling geweest. Of Bunuel fantaseerde. Dat scheen hij wel vaker te doen. Misschien dat ze hem daarom bij deze foto ook eraf gesneden hebben. Want hij stond links. Mengelberg ook trouwens.

06 juli 2007

Manuel de Falla en het flamenco concours (1922)

Het tweede collegejaar zit erop. Naast wetenschapsfilosofie (algemeen vak voor iedereen uit de geesteswetenschappen, plus een vaksspecifiek deel dat in mijn geval dus over muziek ging) zijn we met capita selecta nog eens de hele muziekgeschiedenis van de Middeleeuwen tot het begin van de 20e eeuw doorgewandeld. Dan een vak geheten Methoden & Technieken, waar je onder leiding een klein onderzoek doet, waarvan je het onderwerp helemaal zelf mag bepalen. Je presenteert je plannen tussentijds en aan het eind aan je medestudenten, dus je krijgt zelf ook een beeld van wat de anderen doen. Dat was van alles: hiphop, gospel, klezmer, dance, een praktijkonderzoekje of we allemaal van dezelfde muziek vrolijk of verdrietig worden (nee dus), steelpan (niet om te koken, maar zo'n olievat waar je op slaat), etc. Omdat ik ook nog flamenco volgde, heb ik dat een beetje gecombineerd. Ik koos als onderzoeksonderwerp fusion van flamenco, vooral met Indiase muziek en met soefimuziek, omdat altijd gesteld wordt dat die gemeenschappelijke wortels hebben. Ik heb enerzijds gekeken wat er bekend is over de oorsprong van flamenco (te ingewikkeld om hier na te vertellen) en anderzijds onderzocht wat de musici nu feitelijk deden. Conclusie (voorspelbaar): de zogenaamde gemeenschappelijke oorsprong wordt er maar bijgehaald (om de zaal vol te krijgen?), natuurlijk zijn er gemeenschappelijke vooral oosterse elementen, en die herkennen de musici. Stuk ingeleverd, docent tevreden. Als het goed is komt het stuk op de website van UvA Musicologie, maar ik heb het nog niet zien staan.

Voor de cursus flamenco moest er ook nog een essay ingeleverd. Dat schreef ik over het Concurso de cante jondo (flamencozangconcours) in Granada in 1922, dat werd georganiseerd met medewerking van de componist Manuel de Falla, die vreesde dat deze zang aan het uitsterven was. Een leuk onderwerp, want er was nogal ruzie over in de pers. Sommige Spanjaarden hielden in die periode niet van stierengevechten en flamencozangers, dat gaf maar een verkeerd beeld van het land. Zoiets als dat Nederland wordt voorgesteld als een land vol boeren op klompen. Bovendien waren ze in Sevilla jaloers en er mochten alleen amateurzangers optreden wat bij de professionele zangers weer niet goed viel.

Mooi is de karikatuur die Antonio López Sanchez maakte. Tijdens de wedstrijd op 14 juni 1922 viel er een flinke bui. De regen is op de tekening te zien. De echte liefhebbers bleven echter zitten en hielden een stoel boven hun hoofd als paraplu. Op het toneel zit Diego Bermúdez (‘El Tío Tenazas’). Na zijn eerste succesvolle optreden hebben zijn vrienden hem zoveel glaasjes manzanilla gevoerd, dat hij geen noot meer kon zingen. Men zegt dat hij helemaal van Puente Genil (provincie Cordoba, 60 mijl) is komen lopen, maar het is uitgezocht en het schijnt niet waar te zijn. Achter hem zit gitarist Ramón Montoya. Linksonder zit Pastora Pavón (‘La niña de los peines’). De man met de bril die met Tenazas praat is (klassiek) gitarist Andrès Segovia. Op de voorgrond met de hoed: schilder Zuloaga. De tweede rechts daarvan (met de magere nek) is Manuel de Falla. Achter hem grijpt Lorca naar zijn hoofd. Rechtsboven (met snor) is Miguel Céron, die het idee van het concours claimde.

16 juni 2007

Kwartet van laptops en grafische partituren in Holland Festival

Gisteren 'speelde' in het Bimhuis het Laptopkwartet Twentytwentyone. Dit houdt zich onder meer bezig met het uitvoeren van grafische partituren. Achter een tafel op het podium zitten vier mensen achter hun computer elektronische muziek te maken terwijl op het scherm boven hun hoofd de partituur te zien is. Nu zijn grafische partituren eigenlijk geen partituren. Ze zeggen niet zoals een notenpartituur wat je moet spelen. Bovendien heeft iedere componist zijn eigen systeem. De muziek was niet echt heel spannend, maar de combinatie van beeld en geluid was wel fascinerend, vooral bij Treatise van Cornelius Cardew en de Symphonie Diagonale van Viking Eggeling.

Hieronder heb ik drie bladen uit de partituur van Cardew opgenomen. Cornelius Cardew (1936-1981) was een Engelse componist van experimentele muziek. Zijn partituren zijn mooi om te zien. Karakteristiek is dat hij altijd twee lege notenbalken onderaan de pagina afdrukte, om eraan te herinneren dat het echt muziek is. Bij deze compositie was de relatie tussen beeld en geluid het meest overtuigend. Je 'hoorde' lijnen en cirkels en versmallingen en verdikkingen. Treatise bestaat uit 193 van dit soort bladen, waarvan ik er gisteren overigens maar een paar gezien heb. Het werk dateert uit 1963-1967.



Bij Eggeling fascineerde het beeld het meest. Deze Zweed behoorde tot de Dada-beweging en maakte dit werk in 1924 vlak voor zijn dood. Hij tekende geometrische figuren op lange rollen papier. De Diagonaalsymfonie was een stomme film van ruim 7 minuten.

Dit alles was te zien in het Bimhuis. Het heeft de prettige sfeer van het oude Bimhuis behouden. Een informele sfeer door geroezemoes van de bar op de achtergrond. Mensen die in- en uitlopen. En als je naar buiten komt het water, de zon inmiddels onder maar nog een prachtige avondlucht met veel rood.
Wat een plek!

13 juni 2007

Blinde balladezangers

Het tweede studiejaar loopt op zijn eind. In het kader van mijn onderzoek naar de oorsprong van flamenco liep ik aan tegen het fenomeen van de blinde balladezangers. Je had in Spanje reizende muzikanten. Dat waren niet alleen zigeuners, maar ook blinden die zo hun brood verdienden. In de literatuur gaat de vermelding van zang en dans van zigeuners (en van blinden) terug tot Cervantes (1547-1616). Cervantes vertelt in één van de Voorbeeldige Novellen, La Gitanilla (het zigeunerinnetje) (1613) hoe Preciosa van haar grootmoeder, een gitane, een schat aan kantieken, coplas, seguidillas en sarabandes en andere liederen leerde, die ze zong met bijzondere lieftalligheid. Later in het verhaal blijkt dat Preciosa geen zigeunerinetje was maar een kind uit de betere kringen dat ooit was meegeroofd. Cervantes vermeldt ook dat er dichters waren die hun werken verkochten aan de gitanen én aan de blinden.

Geïntrigeerd door het fenomeen, en vanwege een vraag van de docent of er geen beeldmateriaal was dat uitsluitsel kon geven op mijn vragen, ben ik gaan zoeken naar plaatjes. Nu is Goya bij uitstek een schilder/tekenaar van volkstaferelen, hij leefde vlak voor het ontstaan van flamenco, dus het lag voor de hand te kijken of er muzikanten in zijn werk voorkomen. En ja, hoor. Maar liefst drie afbeeldingen, allemaal van blinde zangers/gitaristen. Uit het begin van de 19e eeuw.
Dit is er een van. Daar heb ik nog niets mee opgelost. Maar het was frappant dat ik alleen blinde zangers en geen zigeuners vond.

01 juni 2007

Lightfoot/Leon: Shoot the Moon

Het Holland Festival is begonnen. In de Zuiveringshal (Westergasfabriek) is een prachtige dansvoorstelling te zien van Paul Lightfoot en Sol Léon (Nederlands Danstheater) op muziek van Philip Glass. Hierbover zie je Sol aan het werk.

De foto hieronder is van een 19-jarige fotografe Femke Hansen. Wat hier niet te zien is, is dat deze dansers zich voorbewegen op een soort rijdende hoepelrokken op wieltjes van twee meter hoog.

De voorstelling is spannend, niet alleen omdat er schitterend wordt gedanst, en de decors prachtig zijn en bovendien steeds in beweging, maar ook door de mimiek van de dansers die je goed ziet omdat je dicht op het toneel zit. Dat wordt gerealiseerd doordat de zaal in tweeën is gesplitst. Aan beide kanten is er een tribune, voor de pauze zit je aan de ene kant en na de pauze aan de andere kant in spiegelbeeld (je linkerbuurman zit nu rechts). De muziek is hetzelfde, anders zou het natuurlijk een janboel worden.

Er zat iemand achter me die steeds maar riep: "O wat mooi. O wat prachtig. Wat word ik hier blij van." Nou ja, dat hoefde nou ook weer niet. Maar hij had wel gelijk.

16 mei 2007

Ursonate (Kurt Schwitters)

Mijn laatste college in het tweede jaar ging over de Ursonate van Kurt Schwitters. De Ursonate is geen sonate en feitelijk ook geen muziek, maar een klankgedicht. Het bijzondere is echter dat Schwitters die er van 1921 tot 1931 aan werkte, deze totale onzinklanken in een muzikale vorm zette, te weten die van de sonate. Het is dus een vierdelig stuk (Rondo. Largo. Scherzo. Presto) waarbij de volgorde niet helemaal volgens de regels is want een rondo hoort achteraan.

Het Presto heeft de zogenaamde sonatevorm (nu wordt het even technisch). Dat wil zeggen dat de thema’s worden neergezet (expositie), waarna er mee wordt gevarieerd (doorwerking: in de muziek betekent dat: andere toonsoorten en spanning opbouwen, kort gezegd krijg je het gevoel een eind van huis te zijn) en ten slotte keert het begin weer terug (reprise, spanning opgelost, gevoel van herkenning: we zijn weer thuis). De vraag is: kan met woorden of zinloze klanken ook wat men muziektonen kan. Onze docente vond van niet en gebruikte de Ursonate als kapstok om over muziek te praten. De meeste studenten volgden haar, uit desinteresse of omdat ze het geen kunst vinden. Maar ik genoot en mijn Servische medestudente die naast mij zat, ook.

Het begint zo:
Fümms bö wö tää zää Uu,
pögiff,
kwii Ee.
Daar heb ik niet onmiddellijk associaties bij. Maar bijvoorbeeld dit:
Rum!
RrRrRrRrummpff?
Rum!
RrRrRrRrummpff t?
Rum!
RrRrRrRrRrummpff tll?
Rum!
deed mij denken aan de CD Vengo naar de gelijknamige film waar een nummer op staat waar je alleen maar een startende motor hoort, zo van uche uche rum, maar dan heel ritmisch.
Voor mij is dat muziek.
En dit:
Tuii tuii tuii tuii
Tuii tuii tuii tuii
Tee tee tee tee
Tee tee tee tee

herinnerde mij aan onze reis naar Mexico waar we vanuit ons houten balkon met uitzicht op een dicht tropisch woud iedere namiddag een vogelconcert kregen
Tatta tatta tuiEe tuiiEe
Tatta tatta tuiEe tuiiEe
Tatta tatta tuiEe tuiiEe
Tatta tatta tuiEe tuiiEe

van allemaal verschillende vogels
Pe pe pe pe pe
Pii pii pii pii pii
Poo poo poo poo poooo?

Het gedicht eindigt met het alfabet achterstevoren.
Dat heet in vaktermen kreeftengang (deed Schönberg in die tijd ook):
Zätt üpsiilon iks (emocionado)
Wee fau Uu
Tee äss ärr kuu
Pee Oo änn ämm
Ell kaa Ii haa
Gee äff Ee dee zee beee?
Je moet het wel even hard op lezen, want het is fonetisch Duits. De grap is dat de a niet komt. De tweede keer ook niet, maar de derde keer wel.

Voor wie een stukje wil horen, verwijs ik naar:
http://www.ubu.com/sound/schwitters.html

Er is ook een opname van Jaap Blonk die de sonate uit zijn hoofd heeft geleerd. Ik moet hem ooit op de radio hebben gehoord en was toen al gefascineerd. Een deel is te beluisten via:
http://boeken.vpro.nl/artikelen/17613299/
Dus voor mij is dit Kunst en ook Muziek. Zeker als je Jaap Blonk hoort.

21 maart 2007

Nietzsche

De Nietzsche voordracht zit er weer op. Veel moeten schrappen, toch nog teveel stof waardoor het te snel ging. Volgens sommigen dan. Het heeft me veel tijd en hoofdbrekens gekost, maar ik kan nu alles vertellen over de relatie Nietzsche - Wagner. Aan sommige vermakelijke details ben ik in mijn verhaal niet eens toegekomen. Zoals dat galakostuum dat Nietzsche zich had laten aanmeten. Er ontstaat ruzie over de rekening. Dat wil zeggen: de knecht van de kleermaker heeft het pak in zijn hand en wil betaling, maar Nietzsche wil eerst geleverd hebben (de tekst is afkomstig uit een brief aan zijn vriend Rohde):

"Er präsentiert die Rechnung. Ich akzeptiere höflich: Er will bezahlt sein, gleich bei Empfang der Sachen. Ich bin erstaunt, setze ihm auseinander, daß ich gar nichts mit ihm als einem Arbeiter für meinen Schneider zu tun habe, sondern nur mit dem Schneider selbst, dem ich den Auftrag gegeben habe."

De tijd dringt, Nietzsche begint de kleren aan te trekken, de knecht verhindert dat:

"Der Mann wird dringender, die Zeit wird dringender; ich ergreife die Sachen und beginne sie anzuziehn, der Mann ergreift die Sachen und hindert mich sie anzuziehn: Gewalt meiner Seite, Gewalt seiner Seite! Szene."

Nietzsche vecht in zijn hemd, hij wil de nieuwe broek aandoen, gekrakeel is het gevolg:

"Ich kämpfe im Hemde: denn ich will die neuen Hosen anziehn. Endlich Aufwand von Würde, feierliche Drohung, Verwünschung meines Schneiders und seines Helfershelfers, Racheschwur"

het mannetje wint de strijd en Nietzsche moet iets anders aan voor zijn eerste bezoek aan de zo door hem bewonderde Richard Wagner:

" währenddem entfernt sich das Männchen mit meinen Sachen. Ende des 2. Aktes: ich brüte im Hemde auf dem Sofa und betrachte einen schwarzen Rock, ob er für Richard gut genug ist."


08 maart 2007

Waarom ik het zo druk heb ....


Tijdje niet geblogd en begin me daar schuldig over te voelen, dus ik moet maar eens uitleggen wat een tweedejaars student musicologie in het tweede semester zoal bezig houdt:
1. Nietzsche en Wagner. Erg leuk onderwerp maar ik wist niets van Nietzsche en ik moet er een voordracht over houden. Toevallig niet de gemakkelijkste tekst, namelijk toen hij nog vóór Wagner was. Nietzsche tégen Wagner is leesbaarder en leuker. Maar goed. Ik ga er wel een plaatje bij doen en dat is deze cartoon. Het verhaal is als volgt. Wagner publiceerde de libretti voor de Ring der Nibelungen met een voorwoord waarin hij de wilde suggestie deed dat de Duitse prins een budget zou vrijmaken voor de opvoering. Wonderbaarlijk genoeg hapt de 18-jarige Ludwig II toe: hij betaalt Wagner’s schulden en voorziet hem van fondsen. Zo kan Wagner Bayreuth bouwen. En Nietzsche moest hem met zijn tekst de hemel in prijzen. In de cartoon zie je Wagner op de deur van de kassa kloppen.
2. Dit is alleen nog maar één les uit de cyclus. Die gaat over de 19e eeuw en de relatie tekst/muziek. Elke week houden twee studenten een voordracht. Ik begin te geloven dat ik in een goed jaar zit, want het niveau is hoog. We hebben veel Schumann en Schubert gedaan, laten het lied nu achter ons en duiken de opera in. Ondertussen lezen we karrevrachten met teksten die we aan de hand van vragen moeten samenvatten. Geen tentamen. Prima onderwijsvorm.
3. Het vak Methoden en technieken: we moeten allemaal een klein onderzoek opzetten en over de voortgang rapporteren. De wisselwerking met de andere studenten is stimulerend. Mijn studie gaat over flamenco fusion met soefi muziek. Veel te ingewikkeld, maar ik kom er wel uit. Eerste bevinding: flamenco is in de 19e eeuw ontstaan en heeft talloze invloeden ondergaan zodat het wel vergezocht is te stellen dat - als er al enige invloed van zigeuners uit India/Pakistan is geweest- die nog te achterhalen zou zijn.
Andere onderwerpen (van andere studenten): wanneer is muziek droevig en vindt iedereen dat dan, waarom houden mijn ouders alleen van klassieke muziek en niet van dance (ik vraag me af wat is dance en verraad daarmee dat ik onderdeel ben van het gesignaleerde probleem), hip-hop als jeugdcultuur, Cubaanse muziek, enz.
4. Om punten te krijgen voor mijn cursus flamenco moet ik: een logboek van alle colleges maken, CD's bespreken, een essay maken. Voor dat essay lees ik weer dezelfde stukken als voor mijn flamenco/soefi onderzoek, dus dat scheelt, plus een heleboel over Manuel de Falla en Garciá Lorca, want die wilden in 1922 de pure flamenco redden, wat ze niet is gelukt.
Kortom, hard werken, maar het is een heel leuke studie, vooral als je wat verder bent.

24 januari 2007

Atlas Ensemble

Dinsdag gaf het Atlas Ensemble een zeer inspirerend concert. In dit kamerorkest spelen dertig musici uit China, Centraal-Azië, het Midden-Oosten en Europa. Het repertoire bestaat uit speciaal geschreven werken. De niet-westerse musici zijn internationale solisten. De westerse musici zijn leden van het Nieuw Ensemble.

Het mooie van het ensemble is dat de geschreven stukken de niet-westerse instrumenten goed uit laten komen, vaak als solo, waardoor je tijdens het concert als het ware een klein wereldreisje maakt. Daarnaast is het samenspel met de westerse instrumenten fascinerend. Je luistert naar volkomen nieuwe muziek met een geheel eigen kleur. Er wordt ook op topniveau gespeeld.

Enkele niet westerse instrumenten sprongen er deze keer voor mij uit. Zo is er ten eerste de Armeense duduk, een heel oud instrument met dubbelriet. De klank is melancholiek en de speler krijgt bolle wangen als hij erop blaast.


Dan de Chinese erhu, een knievedel met twee snaren, een lange hals en een ronde, hexagonale of octagonale klankkast van hout. De bovenkant van de klankkast is meestal bedekt met de huid van een python of andere slang. Yan Jiemin speelde er een buitengewoon mooie solo op.


Ten slotte de kemençe, een klein Turks strijkinstrument dat vooral wordt gebruikt in Anatolië en de gebieden rondom de Zwarte Zee. Ook dit instrument heeft een prachtige klaaglijke klank.



Het Atlas Ensemble heeft een eigen website, waar meer informatie geluids- en videofragmenten te vinden zijn.

atlas ensemble