28 maart 2010
Cantes de ida y vuelta: guajira
A mí me gusta por la mañana / Ik ga graag in de ochtend
despuès del café bebido / na een kopje koffie
pasear me por la sabana / door de savanne (= Havana) wandelen
con mi tabaco encendido / met mijn brandende sigaar
Luego me siente en mi silla / Dan zet ik me in mijn stoel
y ei silla o silletón / en in die stoel
y saco en papelón / pak ik zo’n papier
de esos que llaman diarios / dat ze een krant noemen
y parezco un millionario / en lijk wel een miljonair
de esos de la población. / Zoals die uit de stad.
Dit is een guajira, een lied met Cubaans/Spaanse invloeden. De dichtvorm is Spaans. Dit 10-regelig gedicht - de décima - werd al door zeventiende eeuwse Spaanse schrijvers gebruikt. Na de konolisatie van Cuba werd het de muziek van de boeren, die de Spaanse teksten zongen, maar ook wel eigen teksten improviseerden. Dat je in Cádiz rond 1900 guajiras (en habaneras) kon horen, blijkt uit een gedicht van Rafael Alberti: Cuba de dentro un piano, dat heel mooi op muziek is gezet door de Catalaanse componist Montsalvatge. In de jaren dertig namen flamencozangers deze liederen over, vaak met een eigen melodie en stijl. Omdat de muziek als het ware de oceaan over is geweest, spreekt men van cantes de ida y vuelta (van heen en weer, een retourtje. Vanwege de flamencoinvloeden noemt men de muziek ook wel aflamencado. De cantes de ida y vuelta raakten in de jaren 1940 uit de mode. De stijl gold als decadent omdat de zangers mooi zingen (cante bonito) en omdat het geen autentieke flamenco zou zijn. Ik denk dat ook meespeelde dat onder het Franco regime alles puur Spaans moest zijn en zwarte invloeden werden geweerd.
Guantanamera guajira, beroemd gemaakt door Pete Seeger, is trouwens ook een guajira, maar enigszins aangepast, in feite een vertakking van de son. De decima zit er nog wel in maar de maat is 4/4 terwijl die van de oorspronkelijke guajira 6/8 - 3/4 is, wat voor flamencokenners bekend moet zijn van de petenera en de bulerias.