Gisteren ging de serie Klank en Kleur van het Concertgebouworkest van start. Ik ben het geheel eens met Elmer Schönberger dat klank voor het oor weinig met klank voor het oog te maken heeft. De samenhang van het programma was duidelijk wat betreft de klank voor het oor (gek genoeg noem je dat klankkleur). We moesten worden opgevoed, dus legde Jan Raes het verschijnsel boventonen uit. De hoornist blies op zijn hoorn en de piano ging meeklinken. De leek weet daarna nog niets en de kenner kent het trucje al. Dat van die boventonen was nodig vanwege Tristan Murail, componist van zogenaamde spectrale muziek. Je hoort dan zeeën van geluid, maar eerlijk gezegd begon ik snel af te dwalen. Ik dacht aan hoe ik in mijn studie zo’n stuk moest analyseren.
Voor Skrjabin kun je me wakker maken en ik vond Vers La Flamme en wat Klaas de Vries erbij had gemaakt heel mooi. Maar beeld bij muziek maken, daar geloof ik niet in. Er was een soort action painter die via overheadprojectoren bewegende vlekken op een reuzescherm produceerde. Het leidde af en was geen verband te leggen. Of het zijn banale verbanden als: rood = actie, grijs = rust. Laat maar weg. In het Holland Festival was dat bij Varèse ook een mislukking.
Maar de avond werd – tot mijn eigen verrassing – gemaakt door het Concert voor de Linkerhand van Ravel. Dat stuk staat nog als een huis en pianist Aimard is een kunstenaar. Dus op zoek naar een fragment. Dat vond ik (Aimard met Berliner Philarmoniker onder Boulez) maar het kwam mij langzamer voor dan wat ik gisteren hoorde. Gelukkig is er ook een fragment met Paul Wittgestein, voor wie het concert is geschreven omdat hij zijn rechterarm in de oorlog verloor, en dat gaat een stuk sneller.
Hier eerst Aimard
en dan Wittgestein met het begin van het concert, omdat dat zo mooi donker begint
en nu het snelle jazzy deel
Voor wie op een prettige manier over Ravel wil lezen raad ik aan: Ravel van Jean Echenoz (Minuit 2006, weet niet of het vertaald is).