29 november 2005

Van der Hamen Y Leon


Juan van der Hamen y Leon (Madrid 1596- 1631) was de zoon van een Vlaamse schilder en een Spaanse moeder. Hij was bekend om zijn stillevens in Spaanse stijl, bodegon genaamd. Hij was verbonden aan het hof van Filips IV. In Madrid is er momenteel een tentoonstelling van zijn werk. Daar waren we dit weekend. De mooiste stillevens zijn de vroege en dan die waarop de zoetigheden staan die we alleen van Spanje kennen. Ook de dozen waar de koekjes uit komen staan erop en de achtergrond is steeds opgebouwd uit rechthoekige en vierkante vormen met grijs kleed bedekt. Dat doet heel modern (Morandi-achtig) aan.

25 november 2005

De wandelende tak



Sinds dit VPRO-programma naar 747 AM is verhuisd ben ik het een beetje kwijt. Maar gelukkig hebben ze een fantastische website waarop oude programma's te horen zijn, zoals een programma waarin Frank Kouwenhoven te horen is met muziek van Festivals der Verleiding. Op de bergtoppen in Noordwest-China komen jaarlijks duizenden jonge mensen bijeen om liefdesdialogen te zingen en elkaar te verleiden. Hun ouders stoken wierook in de tempels en bidden om kleinzonen. In de dorpen passeren religieuze processies met schetterend koper en vuurwerk. Frank Kouwenhoven en Antoinet Schimmelpenninck laten opnamen horen van hun reis naar het door droogte en armoede geteisterde Gansu en Qinghai, waar evenwel de meest schitterende festivaltradities gedijen.
De link is:
http://www.vpro.nl/programma/dewandelendetak/afleveringen/22558700/
Ik vond ook een paar foto's van Frank Kouwenhoven, gemaakt in deze regio.

24 november 2005

De muziek van de hemellichamen

Ieder die wiskunde op school heeft gehad, kent de stelling van Pythagoras: a2 + b2 = c2. Van hem is ook de doctrine van de Harmony of the Spheres ofwel de harmonie van de hemellichamen. Het gaat hier om de getallentheorie en de relatie van muziek tot de cosmos. De theorie heeft een eeuwenlange invloed gehad, eerst als theorie en later als thema. Filosofen, geleerden, dichters en musici hebben zich door Pythagoras laten inspireren.

Hoe de hemellichamen muziek maken beschrijft Plato in hoofdstuk X waar hij de mythe van Er vertelt. Er was een soldaat die in de strijd gesneuveld was en begraven werd en op de twaalfde dag weer tot leven kwam waarna hij vertelde wat hij in de onderwereld had gezien. Hij was met vele anderen op reis gegaan en kwam in een landstreek waar twee spleten in de aarde te zien waren en recht daarboven twee in de hemel. Daar tussenin zaten rechters, die de rechtvaardigen omhoog naar de hemel stuurden en de onrechtvaardigen naar de hel. Ondertussen kwamen mensen uit die spleten, die hadden hun termijn volbracht en keerden naar de aarde terug. Zij verbleven eerst zeven dagen in de weide en reisden op de achtste dag verder. Op de vierde dag daarna zagen ze een zuil van licht, als een regenboog, maar helderder en zuiverder. Het nam een dag erheen te reizen. Midden in het licht zagen ze de uiteinden van de lichtkoorden die uit de hemel naar beneden waren gespannen. Het licht was het verband van de hemel. Tussen de uiteinden van de lichtkoorden was een spinspoel gespannen. De wervel van de spinspoel was groot, hol en uitgediept en daarin lag een kleinere wervel en zo verder, acht wervels in totaal. De grootste wervel was veelkleurig, de zevende het helderst, de zesde kreeg zijn licht van de zevende, en zo had iedere wervel zijn kleur. De achtste wervel draaide het snelst, de zevende, zesde en vijfde volgden daarop, de vierde had de op twee na grootste snelheid en zo verder. Bovenop de rand van iedere ring stond een Sirene die meedraaide en een klank op een toon liet klinken. Alle acht tonen klonken als een enkele toonladder. Dan waren er nog drie Schikgodinnen die zongen in harmonie met de Sirenen.

Het is de vraag of de beelden zoals Plato die beschrijft, wel van Pythagoras afkomstig zijn. Dat er acht hemellichamen waren kan heel goed bij Pythagoras zijn oorsprong vinden, maar het beeld van de Sirenen op de wervels die een tonen zingen kan ook een verzinsel zijn of het moet worden gezien als een hersenschim van een soldaat die meent in het hiernamaals geweest te zijn.

Maar het kan ook zijn dat de gedachte van de zingende Sirenen in de tijd van Pythagoras wel degelijk leefde. In het Bijbelse boek Job komt de volgende passage voor:

terwijl de morgensterren samen jubelden en Gods zonen het uitschreewden van vreugde.

Het boek Job is duizend jaar voor Pythagoras is geschreven. Dat de sterren zingen is kennelijk een heel oude gedachte.

Het thema is vele malen in de literatuur gebruikt. Bijvoorbeeld door John Milton (1608 – 1674) in Arcades:

But else in deep of night when drowsines
Hath locked up mortal sense, then listen I
To the celestial sirens’ harmony,
That sit upon the nine enfolded spheres,
And sing to those that hold the vital shears,
And turn the adamantine spindle round,
On which the fate of gods and men is wound.

En ook door Shakespeare in The Merchant of Venice:

There's not the smallest orb which thou behold'st,
But in his motion like an angel sings,
Still quiring to the young eyed cherubims:
Such harmony is in immortal souls;
But while this muddy vesture of decay doth grossly close it in
we can not hear it.

22 november 2005

Chinese muziek



Vandaag college gehad van sinoloog Frank Kouwenhoven over Chinese muziek. Ik begin het vak wereldmuziek steeds leuker te vinden. De pipa is een peervormige luit en Wu Man is een meesteres op dit instrument. Als je haar hoort met een stuk uit de 18e eeuw denk je dat het gisteren geschreven was. Het is een heel oud instrument. Het werd al in de tijd van de Tang dynastie (6e - 9e eeuw) bespeeld. China is lang een gesloten land geweest en de gedachten over muziek zijn door nationalistische motieven bepaald geweest. Vanuit de gedachte dat de Chinese muziek een eigen identiteit had, zijn bepaalde gedachten ontwikkeld, bijvoorbeeld ook dat alle muziek pentatonisch zou zijn (vijftonig, als je de zwarte toetsen op de piano aanslaat heb je dat). Chinese muziek heeft echter tal van invloeden ondergaan, bijvoorbeeld uit Centraal Azië. Die invloeden zijn mogelijk deels verloren gegaan, bijvoorbeeld het ritme, omdat dat niet werd opgeschreven. Daarom is het interessant als musici uit China nu weer gaan musiceren met anderen. We hoorden een voorbeeld van een duet van een pipa met een Indiase sitar (nr. 5 op CD 2 van The Voice of the Dragon, de set CD's die bij gelegenheid van het China festival is uitgekomen). Vervolgens werd ons verteld over het graf van de markies Yi of Zeng, die zich liet begraven met een compleet orkest (met muziekinstrumenten), en al zijn concubines en bediendes en orkestleden, ten einde in het hiernamaals verder te kunnen genieten. Tot het instrumentarium behoorde een complete set bronzen klokken. Die waren wel in een andere kamer begraven dan de markies. In zijn slaapkamer nam hij een kleiner ensemble mee dat kennelijk voor dagelijks gebruik was. Een gekke gedachte dat wij ons nu eigenlijk in het hiernamaals bevinden dat de markies zich voorgesteld had.

Meer over de markies op http://www.regenerating-universe.org/ZengBellsEnlarged.htm

Meer over Chinese muziek: http://home.wxs.nl/~chime/

17 november 2005

Wat was dat ook al weer?

Gisteren geleerd. Op www.themefinder.com kun je terugvinden wat dat deuntje ook al weer was. Je moet wat parameters ingeven. De grove manier om dat te doen is of het deuntje omhoog of omlaag gaat. Dat leg je in een patroon vast. Omhoog is / en omlaag is \. Gelijkblijven is -. Probeer maar eens met Für Elise. Dat gaat zo (de eerste telt niet mee want die gaat niet omhoog of omlaag: \/\/\/\\.

15 november 2005

Muzikale weblogs


Ik ben nog niet zo lang aan het webloggen, maar ik heb inmiddels wel ontdekt dat er een onoverzienbaar aantal buitenlandse muziekweblogs is.
Een Nederlands muziekweblog heb ik nog niet ontdekt. Ik zal bij uitzondering de Comment functie inschakelen om te kijken of iemand mij tips kan geven. Absolute favoriet is The Overgr0wn Path (is een verwijzing naar hele mooie pianomuziek van Janacek) http://www.theovergrownpath.blogspot.com/. Mijn enige bezwaar is dat ik niet al die concerten kan bijwonen. Vandaar surf ik regelmatig verder. Je kunt overal in de wereld terechtkomen: in Colombia: http://bogomusic.blogspot.com/, in Italie: http://blogregular.splinder.com/, bij de laatste is de leesbaarheid niet optimaal, maar er begint meteen een muziekje te spelen. Waar ik ook dol op ben is een pianoblog zoals http://pianophilia.blogspot.com/ maar die was even met vakantie, maar is gelukkigeweer terug en heeft er ook een gezellig muziekje op gezet.

Verder ben ik een beetje gefrustreerd, want ik heb me vanmorgen verslapen voor het college Griekse musicologie, maar dat schijnt een beetje chaotisch geweest te zijn. Ik kwam op de gang terecht want als de deur dicht is mag je er niet meer in. Ik (en met mij 2 studenten) hoopte op de pauze, maar die kwam niet. Ik hoorde door de dichte deur muziek en gokte: Andriessen. Wat heeft Andriessen met Griekse musicologie te maken? Oja, natuurlijk: De Staat. Dat wil zeggen dat dat verwijst naar Politeia van Plato. Het was Andriessen, bleek me later. Is geruststellend dat ik dat meteen herken.

Nouja, een paar plaatjes dan maar van de groten. Rechts Plato, links daarvan Phytagoras (herkenbaar aan de driehoek, van de bekende formule a2 + b2 = c2, maar ook degene die de muzikale verhoudingen ontdekte, nu even te ingewikkeld om uit te leggen) en dan Aristoxenus, die het allemaal heeft uitgewerkt.

13 november 2005

Shen Wei: Connect Transfer




















Connect transfer is een choreografie in drie delen van Chen Wei, op muziek van Kevin Volans, Xenakis en Ligeti. De dansers bewegen zich op een maagdelijk wit canvas, waarop zich langzaam een abstract kunstwerk vormt door de verf die ze op hun lichaam hebben. De muziek begint traag met het 6e strijkkwartet van Volans. Dan komt het opzwepende ritme van Evryali van Iannis Xenakis, een stuk dat nauwelijks speelbaar is, hier uitgevoerd door Stephen Gosling. Er wordt schitterend gedanst. Door de belichting en de zwarte kleding vallen de handen en voeten extra op. Een danser draait zo snel met de armen dat je een cirkel van handen ziet. Als de dans is afgelopen wordt het canvas langzaam omhoog gehesen, zodat je kunt zien wat de lichaamsbewegingen voor figuren in het platte vlak hebben opgeleverd.

11 november 2005

O Boi no Telhado

Dit was de inspiratiebron voor Milhaud's werk Le Boeuf sur te toit, ofwel De os op het dak. Milhaud verwerkte vele Braziliaanse composities in dit werk. Danielle Thompson was één van diegenen die heeft getracht te achterhalen welke. Zij legde haar zoektocht vast in The Boeuf chronicles. Ze deed haar onderzoek aanvankelijk op het gehoor. Zo identificeerde zij: de maxixe “São Paulo Futuro” (1914) van Tupinambá (1889–1953), de koning van de tanguinho. ’Dit zou de eerst vastgelegde maxixe op tekst zijn. Ook van Tupinambá zijn de tanguinho’s “Viola Cantadeira” en “Maricota, Sai da Chuva,”. Na zestien liedjes te hebben herkend, liep Thompson vast. Toen bleek haar dat de musicologen Aloysio de Alencar Pinto en Manoel Aranha Corrêa do Lago met hetzelfde bezig waren. Prof. Pinto was lid van de Academia Brasileira de Música, en hoogleraar op de Ernesto Nazareth leerstoel. Hij was in de 90 en had een uitstekend geheugen. Hij had inmiddels veertien quotes achterhaald. In 2000 sloot Manoel Aranha Corrêa do Lago zich bij hem aan en ontdekte er nog tien. Zo gebruikte Milhaud de carnavalshit van 1918: “O Matuto”, ook van Tupinambá, en de tango “O Boi no Telhado” van José Monteiro. Die laatste titel betekent niets anders dan “De os op het dak” waarmee de titel van het werk van Milhaud is verklaard.
http://daniellathompson.com/Texts/Le_Boeuf/boeuf_chronicles.htm

10 november 2005

Ernesto Nazareth

Twee bewonderaars van Nazareth


Arthur Rubinstein en Darius Milhaud.

Ernesto Nazareth: Dr.Tango in Rio de Janeiro


“Maar dat is klassiek”, zei de dame in de CD-winkel toen ik vroeg naar Ernesto Nazareth. Ik stond namelijk bij de afdeling ethnische muziek. Nazareth (1863 – 1934), populair in de jaren twintig in Rio de Janeiro in Brazilië, was weliswaar geschoold in klassieke muziek, maar hij werd toch meer als een pianiero (een pianist die op feesten en partijen speelde, een salonmuzikant) beschouwd dan als een klassieke pianist.

Darius Milhaud (1892 – 1974), Frans componist behorende tot de avant-garde van de jaren twintig, in 1916 werkzaam op de afdeling propaganda van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, kreeg in 1917 de kans mee te gaan als secretaris van Paul Claudel die tot cultureel attaché werd benoemd op de Franse ambassade te Rio de Janiero. Ze bleven er tot eind 1918 (tot na de wapenstilstand in de Eerste Wereldoorlog).

Milhaud beleefde een culturele schok. Hij kwam aan terwijl het carnaval was en voelde de wind van de waanzin over de stad:

Mon contact avec le folklore brésilien fut brutal; j’arrivai à Rio en plein Carnaval et je ressentis aussitôt profondément le vent de folie qui déferlait sur la ville entière.

Milhaud was gefascineerd door het ritme van de Braziliaanse muziek, waarvan hij de syncoop beschrijft, de nonchalente adem die (vrij vertaald) even wordt ingehouden:

Les rythmes de cette musique populaire m’intriguaient et me fascinaient. Il y avait dans la syncope une imperceptible suspension, une respiration nonchalente, un léger arrêt qu’il m’était très difficile de saisir.

Hij kocht een hoeveelheid maxixes en tango’s en probeerde die te spelen met hun syncopen die van de ene hand naar de andere hand gingen. Dat had resultaat en hij kon uiteindelijk dat typische Braziliaanse ritme analyseren en uitdrukken. Daarbij was bij met name onder de indruk van de componist Ernesto Nazareth die voor de deur van de Odéon Cinema aan de Avenue Rio Branco speelde:

Son jeu fluide, insaisable en triste m’aida également à mieux connaître l’âme brésilienne.

De periode 1870 – 1920 wordt genoemd als de belle epoque van de Braziliaanse populaire muziek .De afschaffing van de slavernij in 1988 leidde tot een grootschalige migratie van het platteland naar de stad. Dit leidde tot diversificatie van muzikale vormen, ritmes en sociale omgeving van de populaire muziek. Muziek van de 19e eeuwse componisten van populaire muziek werd uitgevoerd in de aristrocratische salons en in theaters. Tot de vocale muziek behoorde de modinha, afgeleid van de Afro-Braziliaanse lundu.

Vanaf ongeveer 1850 werden de Europese wals en de polka van een Braziliaans tintje voorzien. Voor wat de wals betreft gebeurde dat onder invloed van de modinha terwijl de polka voorzien werd van de ritmische trekken van de lundu. Deze hybride polca-lundu was de bron voor de tango brasilieiro en de maxixe.

Ernesto Nazareth (1863 – 1934) was een Braziliaanse pianist en componist. Villa-Lobos noemde hem the true incarnation of the Brazilian soul. Zijn walsen en tango’s waren bronnen van inspiratie voor talloze componisten waaronder Milhaud en Villa-Lobos. Hij was klassiek getraind in de stijl van Chopin, maar kreeg faam als componist van muziek die we tegenwoordig fusion zouden noemen van Europese dansen als polka’s en walsen met Afro-Braziliaanse ritmes en folk-style melodieën.

Men dient te bedenken dat er in die periode in Brazilië een traditie was opgebouwd van klassieke Europese (piano)muziek. Dom Pedro I die in 1822 de onafhankelijkheid uitriep was wel componist maar niet erg bij de bevordering van de kunsten betrokken. Dat veranderde toen zijn opvolger, Dom Pedro II, in 1840 aantrad. In 1847 werd een conservatorium gesticht, in 1860 een lyrische opera. De piano was in 1808, toen het Portugese hof voor Napoléon vluchtte, in Brazilië geïmporteerd. Vanaf 1834 werd deze ook in Brazilië geproduceerd.

Een goed voorbeeld van een (klassieke) componist uit die periode en traditie is Henrique Oswald (1852 – 1931). Oswald was geboren in Rio, maar had een Zwitsers-Duitse vader en een Italiaanse moeder. Vader importeerde piano’s uit Europa. Moeder gaf muziekles aan aristocratische families. Oswald studeerde al jong piano en ging op zijn 16e naar Europa om verder te studeren. Hij trouwde met een Italiaanse zangeres en kreeg vijf kinderen. Eén zoon, Alfredo, was ook pianist. In het huis van zijn leraar in Florence, Buonamici, ontmoette hij Europese componisten als Liszt en Brahms. Met Camille Saint-Saëns speelde hij in São Paulo in 1899 Saint-Saëns’s Scherzo voor twee piano’s. Zijn composities trokken de aandacht van Europese componisten als Fauré. Arthur Rubinstein noemde hem de Braziliaanse Fauré. Toen Darius Milhaud in 1917 naar Brazilië verhuisde kwam hij in contact met Oswald, die toen 65 jaar was. Hij waardeerde diens composities, maar hij was zelf duidelijk op zoek naar nieuw materiaal dat afweek van het Europese repertoire. Hij betreurde het ook dat het werk van de Braziliaanse componisten, zoals Nepomuco en Oswald, een afspiegeling waren van verschillende perioden in de Europese muziek. De klassieke Braziliaanse componist keek in die tijd volgens Milhaud door de bril van Wagner of Saint-Saëns als hij zestig was en van Debussy als hij dertig was.

Er is kritiek op deze visie van Milhaud. Het gaat niet aan te verlangen dat Braziliaanse componisten zich met hun eigen folklore zouden moeten bezig houden terwijl de Europese muziek aan de Europese componisten zou zijn voorbehouden. Bovendien zou met dit standpunt het belang van deze componist in de Braziliaanse muziek worden onderschat. Oswald stond ook niet vijandig tegenover het Braziliaanse mizikale nationalisme. Hij had compositie-leerlingen die daardoor beïnvloed werden. Hij kende de trends in de populaire muziek en was een bewonderaar van Nazareth. Het Braziliaanse idioom is ook niet vreemd aan zijn eigen werk, volgens zijn zoon Carlos.

Mihaud kreeg in ieder geval een aardige tik van de Brazilaanse molen, wat vooral blijkt uit het stuk Saudades do Brazil. Daarover later meer. Het plaatje toont overigens geen tango maar een maxixe. Nazareth vond dat maar een vulgaire dans en sprak daarom liever van Braziliaanse tango.

03 november 2005

Utopia

Opdracht voor Europese cultuurgeschiedenis: verzin een kunstwerk dat in relatie staat tot utopisch denken (het ideaalbeeld van een betere wereld). Het project Nieuw Babylon van Constant is daar zo'n duidelijk voorbeeld van, dat ik dat als onderwerp koos.

Schilder en graficus Constant (1920 – 2005) was mede-oprichter van de Cobra-groep. In 1953 stapte hij uit de beweging. In de jaren vijftig schilderde hij in de schijnbaar naïeve schildertrant, vogels, honden, grimassende duiveltjes of grijnslachende saters. Daarna bouwde hij maquettes voor New Babylon, een utopisch project dat hem een groot deel van de jaren zestig bezighield. Met dit project, dat te zien is in het Gemeentemuseum in Den Haag, trok hij recent een nieuw publiek aan, eerst in Rotterdam in Witte de With en in 2002 op de Dokumenta te Kassel waar hij de oudste deelnemer was en een hele zaal vulde met maquettes en schilderijen.

New Babylon is een utopische visie op de stad en de rol van de bewoners hierin. Bartomeu Marí schrijft in zijn voorwoord in de catalogus bij de tentoonstelling in Witte de With (Mark Wigley, Constant’s New Babylon, The Hyper-Architecture of Desire): ”New Babylon constitutes the last comprehensive formulation of an idea of the new man, or better, of a social space that allows the emergence of an other man, of a new way of living in community, in society.”

In het ideaalbeeld van Constant zou de productie volledig geautomatiseerd zijn. Zonder honger en zonder uitbuiting zou ieder mens zijn creativiteit volledig kunnen ontplooien. In Nieuw Babylon hoeft de mens niet meer te werken, in deze nieuwe maatschappij leiden de bewoners een nomadisch bestaan en kan de mens - in overeenstemming met zijn verlangens - tot zijn recht komen als scheppend wezen; hij wordt een homo ludens. De architectuur van Constant bestaat uit segmenten die zich boven het aardoppervlak bevinden. Het aardoppervlak blijft onbebouwd en is bedoeld voor landbouw, natuur, maar ook voor verkeer en geautomatiseerde productiecentra. Daarboven bevindt zich de leefruimte waar de mens een nomadisch en creatief bestaan leidt.

De vraag is hoezeer het Constant ernst was met dit project. Hij heeft het geen Utopia willen noemen, aldus Bartomeu Marí, omdat het voor hem geen abstract model was. Ik denk dat dat zo is. Het project is ontworpen in een tijd dat er kritiek ontstond op de vernietiging van het milieu en de omgeving door een van techniek/technologie bezeten, kapitalistische maatschappij. Constant was één van de oprichters van de Internationale Situationisten, een kleine groep activisten die zich bezig hield met de stedenbouw. In de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog bepaalden hoogbouw en de auto het stadsbeeld. De Internationale Situationisten beoogden een beheersing van de techniek door de mens (een duidelijke parallel met het nieuwe denken in de Renaissance) wat tot een revolutie zou leiden, tot een opstand van de homo ludens. De Situationisten beperkten zich niet tot het ontwikkelen van ideeën hierover, maar kwamen met een concrete herstructurering van bestaande stedelijke gebieden tot labyrintische 'situaties'.

Hierboven is een voorbeeld uit 1963 te zien hoe zo’n labyrintische situatie op de plattegrond van Amsterdam is geprojecteerd.

Nieuw Babylon wordt de laatste jaren niet slechts als een serie objecten van een kunstenaar gezien maar ook als een verzameling architectonische denkbeelden behandeld, getuige een serie colleges in Groningen in 2002/2003 over architectonische denkbeelden over de Amerikaanse en Europese stad na 1945. Aldus werken utopische denkbeelden door in de werkelijkheid.

01 november 2005

Een dagje Amsterdam

Maandag vroeg in de avond. Ik fiets door Amsterdam Zuid van kantoor naar huis. Bij de Gerrit van der Veenstraat aangekomen ben ik ouders met verklede kinderen en lampions gepasseerd. Het is toch nog geen Sint Maarten? Het blijkt Halloween te zijn. Links zie ik politieauto's en de straat is met linten afgezet. Een beeld dat onmiddelijk aan een liquidatie doet denken. Dat blijkt het ook te zijn. Een ex-advocaat is doodgeschoten. Ik zie niet wat ik later in de krant wel zie: een lijk tussen de vuilniszakken. Op de website van de Volkskrant is zelfs een video te zien, overigens niet van de daad zelf.

Dinsdagmorgen: ik fiets naar college en moet laveren tussen de afzethekken. Er rijdt geen tram. Poetin is gearriveerd. In de Oude Manhuispoort gaat het studentenleven zijn gang. Een sierlijke Saskia Kersenboom, gespecialiseerd in de Indiase tempeldans, zelf danseres, wijdt ons in in de wereld van de performance, op abstracte wijze in Foucaultiaanse termen. Het volgende college mag ik overslaan. Academische vaardigheden als onderzoek en presentatie wordt ik geacht te bezitten. In de middag wordt ons de wereld van Montesquieu en Voltaire ontvouwd. De laatste was regelmatig op de vlucht, niet omdat iemand hem dreigde dood te schieten, maar wel omdat hij zijn kritische geschriften niet overal kon laten verschijnen. Ik fiets weer naar huis. Poetin zal wel in veiligheid zijn. Vanavond wordt de dood van Van Gogh herdacht in de Rode Hoed.

Ik ga de aardappelen opzetten.