24 december 2009

Shadow Mechanics (Meyerhold)

Mijn onderzoek naar het muziektheater in de jaren 20 van de vorige eeuw voert mij langs onderwerpen als schaduwtheater, pantomime en dans. In dit filmpje over Meyerhold (Vsevolod Emiljevitsj Meyerhold, Russisch regisseur, acteur en producent, 1874-1940) komen al die elementen bij elkaar. De bewegingstechniek heet biomechanica, wat betekent dat de acteur of danser als een robot beweegt. De gedachte was destijds dat acteurs moeilijk emoties konden overbrengen, omdat ze hun eigen emoties dan zouden moeten uitschakelen. Daarom bepleitten sommige regisseurs dat er zoals bij de oude Grieken met maskers zou worden gespeeld. Maar ook vond men dat dans een goed expressiemiddel was. Toneel moest geen tekst zijn, maar beweging. Dat is hier heel goed te zien. De film is van Copernicus Films, geregisseerd door Michael Craig. Verdere informatie is te vinden via de volgende link: http://www.createspace.com/224153

16 december 2009

Candombe 2 (Figari)


In Buenos Aires staat een prachtig museum voor 20e eeuwse Latijns-Amerikaanse kunst, het MALBA. Het is opgericht door de zakenman Eduardo F. Constantini en een deel van wat er te zien is, komt ook uit zijn collectie. Ik werd meteen getroffen door de schilderijen van Pedro Figari (1861-1938) en met name de Candombe uit 1921. Een typisch koloniaal beeld, met Afro-Amerikanen die aan het dansen zijn. De kleding is typerend voor de Afro-Amerikaanse gemeenschap van de Rio de la Plata. Candombe is een op percussie gebaseerde muziekstijl die zich vooral in Uruguay, het geboorteland van Figari, ontwikkeld heeft.

Candombe 1

18 november 2009

Domenico Zipoli: Músico-Jesuitica

Domenico Zipoli: een Italiaan in Argentinië

Ten Noorden van Cordoba (Argentinië) ligt niet ver van Jesus Maria de Jezuïtische Estancia Santa Catalina. Het is een van de mooiste Jezuïtische kerken van Argentinië. Je kunt er alleen komen via een bochtige onverharde weg, waar je zeker anderhalf uur over rijdt (niet ongewoon in dit land), maar het is de moeite waard. Van de Estancia zelf is niet veel meer over. Opzij staan nog wat bijgebouwen, waar vroeger de slaven huisden (ook in de Estancia in Alta Gracia werden we ermee geconfronteerd dat de Jezuieten slaven hadden, daar werkten ze in de smederij) maar nu een idyllsche Posada is gevestigd waar je kunt slapen of even uitblazen van de lange tocht. De kerk is puur van inrichting, weinig versiering met een mooi altaar en houten banken langs de zijkanten. Buiten is een plaquette in de muur aangebracht met de mededeling dat hier in 1726 de Jezuïtische componist Domenico Zipoli is gestorven. Zipoli is in Prato (Italië) geboren, studeerde bij Alessandro Scarlatti in Napels, en kwam in 1717 in Cordoba terecht waar hij zijn theologiestudie voortzette en zich aan de muziek wijdde. Hij stierf op 37-jarige leeftijd.

17 september 2009

Rachel quand du seigneur

Toen de opera La Juive van Halévy sinds lang weer werd opgevoerd, eerst in Parijs en nu in Amsterdam, en ik las dat de naam van La Juive Rachel is, moest ik denken aan Rachel quand du seigneur in A la recherche du temps perdu van Marcel Proust. En ineens, gisteren in de opera, was daar de aria van Eleazar. Rachel! quand du Seigneur la grâce tutélaire. A mes tremblantes mains confia ton berceau, J’avais à ton bonheur voué ma vie entière.O Rachel! ... et c’est moi que te livre au bourreau!
Rachel, die in werkelijkheid de dochter van Kardinaal Brogni is, maar door Eleazar tijdens een oproer gered en als zijn dochter opgevoed, wordt door Eleazar die zich op Brogni wil wreken, aan de brandstapel uitgeleverd. La Juive is een merkwaardige opera, zeker niet vrij van antisemitisme en ook muzikaal niet altijd even sterk, maar dit is een prachtige aria, hier gezongen door Caruso. Het publiek gisteren was trouwens enthousiast, maar voor mij is het allemaal net over the top, sentimenteel, alles op effekt. Bij Proust is Rachel een Joodse prostitué, die hij later weer ontmoet als de maitresse van Saint Loup. Proust en Halévy waren klasgenoten.

01 september 2009

Sussurate, uit Amadigi di Gaula, Handel, door Jose Maria lo Monaco

Ze zong de sterren van de hemel, afgelopen zaterdag in de St Augustinuskerk tijdens het Festival oude muziek waar ze moest invallen voor Sonia Prina. Dit is de radio-opname. Vandaar geen beeld.

Verder vier keer Die sieben letzten Worte van Joseph Haydn gehoord: voor orkest, voor piano, voor strijkwartet en de oratoriumversie. Voor ons stond op 1 de orkestversie van El Ayre Espanol, zo helder en met passie gespeeld, zo diep Spaans, lijdend, alles zo één klank, ook de blazers die bij tijden een extra kleur aan het geheel geven, wat je mist bij de kwartetversie. Op 2 het kwartet, als compositie misschien het beste, helder en doorzichtig, geen noot teveel zoals Manuel de Falla zei, maar minder passie en lijden, hoewel de Terremoto (aardbeving) aan het eind de aarde wel deed scheuren. Op 3 dan Kristian Bezuidenhout die echt geprobeerd had iets te maken van de toch wat magere versie voor piano, niet door Haydn zelf geschreven maar wel door hem goedgekeurd. Op 4 de oratoriumversie, mooi gedirigeerd door Frans Bruggen maar het orkest zakte wat in na een adembenemend begin. Niet optimaal gezongen, maar wat ons het meest stoorde was dat de mooiste momenten verstoord werden door de zangstem, gewoon omdat die niet paste op dat moment (bijvoorbeeld bij het pizzicato). Haydn heeft deze versie gemaakt, omdat iemand anders zijn stuk voor oratorium had bewerkt en dat beviel hem niet. Beter was geweest helemaal geen oratoriumversie. Een Terremoto zingen, dat gaat niet. Je kunt de aarde laten beven met een strijkstok, met de stem gaat dat lastig.

15 augustus 2009

Georges Aperghis: Machinations 2/3

Gisteren gezien in Boulevard Festival Den Bosch: Machinations van Georges Aperghis door het VocaalLab. Een andere versie dan deze. In Artis in Den Bosch zit het publiek op driekantige kartonnen krukjes, om de computeroperator die de electronica bedient. De zangeressen bewegen zich eromheen en tussendoor, gedubbeld door danseressen. Het gaat over taal. Wonderlijk hoe je emotie kunt uitstralen door de klank en de lichaamsbeweging terwijl je alleen maar onbegrijpelijke woorden uitspreekt. De danseressen versterken het effekt omdat ze helemaal geen stem meer hebben maar toch hetzelfde uitstralen. De uitvoering is prachtig, ook de stemmen. Vanavond nog te zien.

23 juli 2009

Toumani Diabate 'Cantelowes'

Ter vergelijking een stukje kora, een verwant instrument.
Ik moest een tijdje zoeken naar een fragment met een goed beeld en redelijk geluid, waar het instrument ook te zien is.
Deze in Spanje is puur, zonder franje.

Julian Bream - Manuel de Falla - Homenaje (Le tombeau de Deb

Enige tijd geleden schreef ik over de harpluit. Inmiddels heb ik achterhaald hoe Manuel de Falla met dit instrument in aanraking is gekomen. In 1920 schreef hij een stuk voor gitaar, opgedragen aan de in 1918 overleden Debussy. Door zijn verhuizing naar Granada was hij bevriend geraakt met de gitarist Ángel Barrios. Hij maakte zich vertrouwd met het instrument en componeerde ervoor. Er was echter in Parijs geen gitarist te vinden die het stuk kon spelen. Henri Prunière, directeur van La Revue Musicale, stelde Falla toen voor dat Madame Henri Casadesus het zou spelen op de harpe-luth Lyon, die wat klank betreft dichterbij de gitaar dan de harp lag. Dat gebeurde inderdaad, maar niet dan nadat Falla de pianotranscriptie had opgestuurd om het spelen te vergemakkelijken. Hier de interpretatie van Julian Bream.

01 april 2009

Marionettenmeester Lanz maakt prachtige voorstelling van El retablo de Maese Pedro (Manuel de Falla)

We zijn ervoor naar Bilbao gevlogen. Enrique Lanz is poppenmeester geworden omdat zijn grootvader Hermenegildo dat was. De laatste verzorgde de marionetten tijdens de première van Manuel de Falla's marionettenopera El retablo de Maese Pedro in 1923 in de salon van de Princesse de Polignac te Parijs. De opera wordt zelden nog met poppen uitgevoerd, maar kleinzoon Lanz kreeg de gelegenheid een voorstelling te maken. Ik las erover toen de voorstellingen in Madrid en Barcelona al voorbij waren, maar Bilbao lukte nog.

De poppenkast aan het eind van de voorstelling, als Don Quichot -rechts - de kast met zijn zwaard heeft vernield. In het midden Maese Pedro

De voorstelling was aangekondigd als kindervoorstelling. De zaal was voor meer dan de helft bezet door kinderen tussen 8 en 12 jaar schat ik. Ze hadden kussens meegekregen om wat hoger te zitten. We hadden kinderen links, rechts en voor ons. Die rechts zaten meer onder de stoel dan erop. De kinderen voor ons hadden geen kussens dus die zaten op de rand van de niet neergeklapte stoelen. Hun ouders kregen ze niet naar beneden. De muziek begon en er waren nog geen marionetten te zien. Het jongetje rechts (nu wel op zijn stoel) fluisterde naar zijn moeder: Alleen muziek. Maar toen kwamen de beloofde marionetten. Ze waren zo groot dat de kinderen voor ons ook op hun stoel gingen zitten. De aanwijzingen van Falla getrouw waren voor Sancho Panza en Don Quichot grote marionetten gemaakt. Maar echt groot, ik denk wel vier meter (gigantes op zijn Spaans). De verrassing was dat ze ook bewogen als echte reuzenmarionetten. De verteller bewoog ook zijn hoofd naar de poppenkast. De poppenkast (het is dus een opera met een poppenkast in een marionettentheater) was met zogenaamde handpoppen gedaan.

Begin van de voorstelling met in de kast koning Charlemagne en in het midden de verteller.

Een vondst was dat Maese Pedro, de poppenmeester, ook een gigant, af en toe zijn enorme kop door de poppenkast stak. In de opera moet hij de verteller namelijk af en toe tot de orde roepen. De handpoppen waren prachtig uitgevoerd en het was echt een poppenkastspel met de Moor (die Melisendra belaagt en ten slotte op de mond kust) als kwade geest met een (houten) tong uit de mond.

Don Roeland (links) en Don Gayferos (rechts) en twee herauten. Gayferos gaat zijn vrouw Melisendra van de Moren bevrijden en leent daartoe het zwaard van Don Roeland.

De Moor die voor zijn wandaad wordt gestraft, temidden van andere Moren. Om de Moor, uitgevoerd als handpop, is de (marionetten)hand van Maese Pedro te zien.

26 maart 2009

Alim Qasımov - Sarı Gəlin - yellow bride

Hier is Quasimov met zijn dochter Fargana, tot mijn verbazing met het Hilliard Ensemble. Dat zijn de vier heren op en bij het bankje. Ik hoor ook nog een boventoonzanger (dat is zo'n diepe basstem die als resonantie hoge tonen maakt).

Leyli and Mejnun. Mugham-Opera.

De bekende cellist Yo-Yo Ma en het Silk Road Ensemble reizen momenteel door de Verenigde Staten met een nieuw programma. In het najaar komen ze naar Europa om op diverse festivals te spelen. Eén van de highlights is een adaptatie van een opera uit Azerbeidzjan die is gebaseerd op het verhaal van Layla en Majnun, een soort Romeo en Julia. Dit is een geliefde geschiedenis uit de islamitische wereld die voortleeft in legendes en gedichten. In Azerbeidzjan schreef de componist Uzeyir Hajibeyov er een opera over, op basis van een gedicht uit de zestiende eeuw. De opera ging in 1908 in première. Het curieuze is dat Hajibeyov geïnspireerd was een opera te componeren nadat hij in Tsibili (Georgië ) een opvoering van De Barbier van Sevilla van Rossini had gezien. Hij schreef de muziek in 19e eeuwse Italiaanse stijl maar maakte ook gebruik van mugham, de klassieke improvisatorische zang van Azerbeidzjan. Degene die die rol nog altijd zingt en daar een hele ster in is, is Alim Quasimov. Hij was echter niet tevreden met de manier waarop de opera werd opgevoerd. Zo ontstond het plan om er in het Silk Road Ensemble iets mee te doen. Dat was nog niet eenvoudig, want de opera duurt meer dan drie uur. Bovendien is niet iedereen in het ensemble vertrouwd met mugham. Er is nu een soort kameropera van gemaakt voor een ongebruikelijke combinatie van instrumenten zoals de pipa (Chinese luit) en de Japanse bamboefluit naast viool en cello. Van deze kameropera kan ik niets laten horen, maar wel het ik een fragment gevonden van de oorspronkelijke opera. Daarnaast zal ik nog een fragment opnemen waarin Quasimov te horen is, niet als Majnun, maar wel illustratief ten aanzien van zijn zingen.

29 januari 2009

Gerard Souzay-Ravel: Don Quichotte a Dulcinee

De drie liederen Don Quichotte à Dulcinéé worden hier prachtig vertolkt door Gerard Souzay.
Het gaat om de laatste compositie van Ravel, gecomponeerd in de periode 1932-1933. Het was een werk in opdracht voor een film van G.W. Pabst met de Russische bas Fedor Chaliapine in de hoofdrol. Pabst had een aantal componisten uitgenodigd daar muziek voor te schrijven. Ravel was echter niet op tijd klaar en Jacques Ibert kreeg de opdracht.

Het is een cyclus van drie liederen, elk gebouwd op een Spaans dansritme. In Chanson romanesque bezingt Don Quichot zijn liefde voor Dulcinea met een gitaarachtige begeleiding van de piano. In Chanson épique bidt hij Maria en vraagt haar om zegening en bescherming. De piano speelt in de stijl van een kerkorgel met het ritme van een Baskische dans, de zortzico. Het is een sober lied dat met een plechtig Amen eindigt. Dit is de religieuze romantische Don Quichot. Het Chanson à boire vertolkt de komische Don Quichot als een dronken Spaanse dromer die hevig verliefd was op een fantasiefiguur.

De ziekte en het overlijden van Ravel hebben nogal wat pennen in de medische wereld in beweging gebracht.
Op het eind van zijn leven leed Ravel aan een progressieve ziekte van de hersenen die hem het componeren onmogelijk maakte. Hij had geen controle meer over zijn bewegingen, kon niet goed lezen en had spraakproblemen. Mogelijk leed hij daar al aan sinds 1928 en is de ziekte van invloed geweest op zijn composities vanaf die tijd. Van de Bolero wordt wel gezegd dat het het werk is van iemand met Alzheimer, met alle herhalingen. Maar het is onduidelijk aan welke ziekte Ravel precies leed. Bovendien past de Bolero goed in de tijd waarin machines en de industriële samenleving onderwerp waren van werken van kunstenaars zoals de schilder Fernand Leger. In 1932 voltooide Ravel de drie liederen Don Quichotte à Dulcinée. In oktober van dat jaar kreeg hij een auto-ongeluk. Vermoedelijk liep hij daarbij geen hersenschudding op. Hij is niet bewusteloos geweest.Wel ging zijn toestand daarna snel achteruit. In november 1933 dirigeerde hij het Pasdeloup Orchestra in Parijs, maar dat speelde waarschijnlijk meer op eigen kracht dan op aanwijzingen van Ravel. De orkestratie van de liederen is voltooid door zijn leerling Manuel Rosenthal, niet gedicteerd maar onder diens blik. Het merkwaardige was dat Ravel zich niet meer muzikaal kon uitdrukken, maar dat zijn muzikale gedachten er nog wel waren. Hij herkende melodieën, het juiste tempo en de juiste toonhoogte. Hij hoorde ze ook nog in zijn hoofd. Toen het steeds slechter ging liet Ravel zich ten einde raad opereren. Hij overleed 10 dagen daarna, op 28 december 1937. (Bronnen: E. Baeck: ‘Hersenen en muziekperceptie.’ Nederlands Tijdschrift voor Neurologie 2002:145-151. Amaducci e.a.: ‘Maurice Ravel and right-hemisphere musical creativity: influence of disease on his last musical works?’European Journal of Neurology 2002: 75-82.)

28 januari 2009

Ernst Daniel Smid - 6. Mij hoor je niet (Schumann)

Zoekende naar een vertaling van Ich grolle nicht uit Dichterliebe van Robert Schumann, stuit ik op die van Jan Rot, gezongen door Ernst Daniel Smid. Het is zo'n komisch lied. Ik klaag niet zegt de afgewezen geliefde, maar de piano speelt een en al boosheid. In dit filmpje maakt de pianist een grapje door te zeggen dat je hem niet hoort! De tekst is niet altijd verstaanbaar, dus hierbij:
Mij hoor je niet,
Het is maar hartsverdriet.
Feliciteer hem maar! Mij hoor je niet.
Hoe je ook straalt op diamantenjacht
Nu hij betaalt, vergaat je toverkracht
Net wat ik dacht

Mij hoor je niet,
Het is maar hartsverdriet.
Ik snap jouw toekomstdromen,
Ik snap dat hij de troon heeft ingenomen,
Ik snap ook best dat je geweten knaagt,
Maar dat je mij nu als getuige vraagt…??
Mij hoor je niet!

20 januari 2009

Imaginair museum. Een zeer korte inleiding in de moderne kunst


Het boek Imaginair museum van Egbert en Loes Dommering is op zondag 18 januari 2009 in het Teylers Museum te Haarlem gepresenteerd.

Imaginair Museum bevat een persoonlijke beschouwing van het verzamelaarsechtpaar Dommering over het verzamelen van moderne beeldende kunst over de afgelopen vijfendertig jaar, van de Spaanse kunstenaar Antonio Saura tot de video/performance kunstenares Alicia Framis, van de Nederlandse kunstenaar Reinier Lucassen tot de Indiase kunstenaar Praneet Soi, en zo verder met werk van kunstenaars uit binnen – en buitenland. Het boek is als een thematische (niet chronologische) wandeling door een deel van de collectie gecomponeerd. Wel zijn alle besproken werken van de kunstenaars gedocumenteerd op jaar van aankoop en ontstaan, aangevuld met bibliografische gegevens. De collectie is klassiek opgebouwd uit werken op papier en schilderijen, maar in de laatste vijf jaar is een grote collectie videowerk van eigentijdse kunstenaars ontstaan.
De thema’s zijn zo gekozen dat tevens een overzicht van de moderne kunst en de belangrijke trends daarin, ontstaat.
De thematische wandeling wordt voorafgegaan door een beschouwing over de activiteit van het verzamelen. Het boek besluit met een persoonlijke stellingname over de relatie tussen openbare en privé collecties. De nieuwste kunst wordt geïnstitutionaliseerd in wat het boek noemt de biënnalisering daarvan, gevestigde musea voor moderne kunst worden gecommercialiseerd (sponsoring en de jacht op publiek). De privé verzameling die gebaseerd is op persoonlijke voorkeur en aandacht kan daarop een antwoord zijn.
Het boek heet, naar de gelijknamige studie van André Malraux, ‘imaginair museum’, omdat de privé collectie langzaam maar zeker alleen nog bestaat in de geest van de verzamelaars: in haar geheel zal zij nooit worden getoond. De identiteit van het origineel raakt daarbij op de achtergrond. In het digitale tijdperk verdwijnt het origineel geheel.
De ontwerpster Irma Boom heeft de idee van het boek in een daarbij passende vorm tot uitdrukking gebracht. De besproken werken staan alle in miniformaat in de tekst. Van de grotere afbeeldingen kan slechts kennis worden genomen door vellen open te snijden: zo wordt de lectuur ook een zich langzaam ‘ontvouwend’ avontuur door een geheime collectie. De tekst is van Egbert Dommering, foto’s en documentatie van Loes Dommering.

Inhoudsopgave: Hoofdstukken 1. Verzameling, 2. Wandeling, 3. Privé vs openbaar, 4. Index van de besproken kunstenaars, 256 pagina’s (95 besproken kunstenaars), ISBN/EAN 978-90-9023726-8, uitgever Dommering, prijs: € 35, exclusief verzendkosten (€ 8).

Egbert Dommering is hoogleraar Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam en advocaat bij het kantoor Brinkhof te Amsterdam (voor gegevens over zijn publicaties, zie www.ivir.nl,). Hij was bestuurslid van de stichting de Appel in Amsterdam en stichting De Zeebelt in Den Haag. Loes Dommering was advocaat gespecialiseerd in productenaansprakelijkheid (waarover zij een proefschrift schreef) bij het kantoor Nauta Dutilh, bekleedde de Belle van Zuylen leerstoel aan de Universiteit van Utrecht, en studeert thans muziekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is bestuurslid van de stichting De Dorpsbruiloft (die een oeruitvoering van Stravinsky’s Les Noces beoogt te realiseren) en binnenkort de stichting VocaalLAB.

Het boek kan rechtstreeks worden besteld via e.j.dommering@uva.nl of lvrongen@xs4all.nl.