27 december 2005

The Bassarids




Opera van Hans Werner Henze, bezocht op Eerste Kerstdag

23 december 2005

Lotfi Boushnak: Malouf Tunisien




Ruth Davis doet al sinds de jaren 80 onderzoek naar de traditionele muziek van Tunesië. Het is deze muziek, de malouf, voor het behoud waarvan waar Baron d'Erlanger zich in de jaren 1914 - 1934 heeft ingespannen. Een van de artikelen van Davis staat online en er zitten foto's en muziekfragmenten in mp3 vorm in.

Hier is Lotfi Boushnak.
"Muwashshah. Wasla al-asba'in.
De foto en het fragment komen van Davis.

Het artikel van Davis is te vinden op:
http://www.provincia.venezia.it/levi/ma/index/number7/davis/dav_00.htm

20 december 2005

Baron d'Erlanger




Die twee tentamens van gisteren heb ik binnen.

Nu nog een laatste essay inleveren. Dat gaat over het Congres voor Arabische muziek in 1932 in Cairo. Dat congres intrigeert me omdat daar discussie ontstond tussen West en Oost, waarbij West (onder andere Bartok en Hindemith) het voor de traditionele Arabische muziek opnam, terwijl Oost vooruit wilde, maar dan wel op een Westerse manier. De grootste ruzie werd uitgevochten over de piano. Die was razend populair aan het worden, vooral in Egypte. Maar je kunt er geen geen Arabische muziek op spelen, want die kent meer tonen dan op de piano zitten. Piano's verbieden? Aanpassen? De Westerlingen waren bang dat de "authentieke" Arabische muziek verloren zou gaan als de piano verder opmars zou maken. De Arabische musici verbaasden zich. Als een Westerse componist een stukje van hun muziek in een compositie zou verwerken, dan zouden zij daar geen bezwaar tegen maken. Waarom mochten zij die prachtige Westerse muziekinstrumenten dan niet gebruiken?


Tekenend was ook de reactie van een beroemde etnomusicoloog uit die tijd, Von Hornbostel, toen hij Umm Kulthumm (die daar zong) ineens op de Europese bel canto stijl hoorde overschakelen (dat deed ze waarschijnlijk expres). "Barbaren hebben dat geleerd en ze kunnen óók bel canto zingen." Maar misschien klonk dat toen wel niet als een scheldwoord.

Wie niet op, maar wel rond het congres een rol speelde was Baron D’Erlanger. Hij was de zoon van een Joods-Duitse vader en een Amerikaanse moeder. Hij vestigde zich in 1911 in Tunesië. Vanaf 1914 hield hij zich bezig met Arabische muziek waarmee hij door Shaykh Ali al-Darwish (1872-1954), een Syrisch Derwish (Sufi) musicus uit Aleppos, in aanraking was gekomen. Hij woonde in een Moors paleis in Sidi Bou Salid. In 1917 publiceerde hij Au sujet de la musique arabe en Tunésie. Hij vreesde voor het verval van de Arabische muziek, wilde deze een theoretische basis geven. D’Erlanger had zich bezig gehouden met het verzamelen en classificeren van melodische en ritmische genres in de Arabische muziek , die hij op het congres wilde presenteren. Hij was uiteindelijk te zwak om het congres bij te wonen. Zijn assistent Shaykh Ali al-Darwish, die op instigatie van d’Erlanger in Tunesië openbare lessen gaf en daarbij de Tunesische musici onderricht gaf in de Arabische muziektheorie, presenteerde diens collectie op het congres.

D’Erlanger had in zijn paleis voorts een groep Tunesische musici om zich heen verzameld die op het congres zouden moeten spelen. Het ensemble bestond uit spelers van de rabab (2-snarige vedel), de ud arbi (Maghreb 4-snarige luit zonder fretten), de naqqarat (kleine trommels) en de tar (tamboerijn). Dit ensemble was zo samengesteld dat er geen Europese en geen Oost Arabische instrumenten in voorkwamen.

Ik laat zijn orkest zien, een zelfportret, en het paleis dat nu een museum is.

19 december 2005

Wie was Umm Kulthum?






















... was één van de tentamenvragen van vandaag (heb er twee gedaan: inleiding musicologie en inleiding wereldmuziek). Welnu, dit is haar dan: "star of the East" of "voice and face of Egypt". Haar vader was Koran lezer. Dat is eigenlijk ook muziek, maar dat heet in de Islam geen muziek net als de oproep voor het gebed die van de moskee klinkt. Het is zingend reciteren. Ze begon te zingen rond 1910, in het begin met vader mee naar trouwerijen en andere festiviteiten. Ze werd in de jaren 20 heel populair, ze verkocht duizenden grammofoonplaten. Haar stijl onderging wel Westerse invloeden, maar - als ik het nu hoor - bleef toch in wezen Arabisch. Maar ze kon heel goed in de Europese bel canto stijl zingen. Toen in 1934 de Egyptische radio van start ging, rees haar ster helemaal pijlsnel omhoog. Daar kwam nog bij dat haar teksten een bedekte politieke lading hadden. Ze stierf in 1975.

16 december 2005

György Sándor


György Sándor, die nog bij Bartok heeft gestudeerd, is op zijn 93e overleden. Hij speelde nog steeds. In april had hij zijn laatste concert in Turkije gespeeld. Ik heb hem enige jaren geleden in het Concertgebouw gehoord en kocht vermoedelijk in die periode het pianowerk op 4 CD's, gespeeld door Sándor. Hij schreef een boek On piano playing. Moet dat dan maar eens aanschaffen.

11 december 2005

El Retablo de Maese Pedro


ofwel de poppenkast van meester Pedro.

In deel II van Don Quichote komt een krijgstafereel voor, namelijk in de beroemde poppenkast van meester Pedro. Het gaat over de bevrijding van Don Gayferos die door de Moren gevangen werd gehouden. De verteller laat de klokken van de moskeëen beieren. Don Quichote tikt hem op de vingers want dan kan volgens hem niet. De Moren gebruiken geen klokken (campanas) , maar pauken (atabales) en een soort herdersfluiten (dulzainas) die iets hebben van schalmeien (chirimías). De verteller in de poppenkast voert dan een ruiterij op die twee christelijke geliefden achtervolgt met schetterende trompetten, schalmeienspel, galmende pauken en trommen. Of in het Spaans: trompetas, dulzainas, atabales, tambores. Reden genoeg voor Don Quichote om de kast met poppen en al aan gruzelementen te slaan (ten einde de geliefden te hulp te komen natuurlijk).
Toen Cecilio de Roda in 1905 zijn lezing over de muziek in Don Quichote hield, liet hij ook muziek horen zoals die destijds geklonken moet hebben. Dit sprak De Falla die met hem bevriend was, zeer aan en die schreef de muziek bij een marionettenthaterstuk naar de poppenkast van meester Pedro: El Retablo de Maese Pedro . Het werd in 1925 in de New York Town Hall opgevoerd. Willem Mengelberg dirigeerde het orkest en Wanda Landowska speelde clavecimbel.

10 december 2005

Albogues (2)


Heb besloten dat Don Quichote het fout had en dat albogues blaasinstrumenten moeten zijn geweest. Hier is er eentje gemaakt van een koeiehoorn. Ik heb de volgende redenen. Ten eerste is in het Baskenland de Alboka een blaasinstrument. Ten tweede is er de mogelijke verklaring dat Al Boke of Al Boce staat voor Al Voce. De Spanjaarden spreken de B immers als V uit. Dat betekent dan dat met dit instrument de menselijke stem wordt nage-aapt. Maar ik denk dat de beste verklaring is dat het Al-Booq is geweest en dat schijnt Arabisch voor hoorn te zijn.

05 december 2005

Het raadsel van de albogues in Don Quichote


Ik ben een zoektocht begonnen naar de muziek in Don Quichote (van Cervantes) en de muziekinstrumenten die worden genoemd. Don Quichote vertelt Sancho Panza over de geneugten van de muziek en noemt een aantal instrumenten. En, zegt hij, als we daar de albogues aan toevoegen hebben we alle herdersinstrumenten gehad.
Sancho Panza heeft daar nog nooit van gehoord. Als je nu op albogues zoekt, dan krijg je wat je hier op het plaatje ziet. Eeen soort fluit dus. Dan kan ook wel kloppen want dat zijn óók albogues. Maar het probleem is dat Don Quichote vervolgens aan Sancho Panza uitlegt wat albogues zijn. Die: "bestaan uit een paar platen te vergelijken met geelkoperen blakers die, als je ze met de lege en holle kant tegen elkaar slaat, een geluid maken dat weliswaar niet erg aangenaam of welluidend is, maar dat niet afstoot en goed past bij het landelijk karakter van de doedelzak en de tambourijn…” Kortom het zijn bekkens. Maar wie weet heeft Cervantes zich vergist. Want de meeste instrumenten in die tijd waren wel in boeken beschreven, maar bij deze naam schijnt het eerder andersom te zijn, d.w.z. dat die naam in de boeken kwam vanwege de vermelding in Don Quichote.

02 december 2005

Ode aan Constant

De tentoonstelling Ode aan Constant in het Haagse Gemeentemuseum gaat morgen open. Constant was dol op honden. Het verhaal gaat dat hij een keer aan de telefoon was in zijn atelier en dat hij zijn hond Tikoes met belangstelling het schilderij op de ezel zag bekijken. Van onder tot boven en weer terug. Gevleid dat zijn hond zijn werk waardeerde ging hij nog eens kijken toen het telefoongesprek was afgelopen. Er bleek een spinnetje aan een draadje te hangen dat de aandacht van de hond had getrokken.